Koen Verheyden Koen Verheyden

Fake it till you … eh, get caught?

Amai, dat was echt een heel leuk verhaal!’ Ik hoor het wel. Maar ik heb moeite om het te geloven. ‘Je verhaal heeft me soms doen lachen en af en toe was er een traantje. Het raakte me echt.’ Ik wil het wel geloven. En soms lukt dat ook. Maar vaak voel ik me onzeker. Dan denk ik dat mensen te beleefd zijn om te zeggen dat het maar niks is. Of dat ze me graag hebben en me daarom sparen voor harde kritiek

De criticus in mijn hoofd

De grootste criticus zit in mijn hoofd. Of misschien zijn het er wel twee. Want de ene keer hoor ik dat stemmetje zeggen: ‘Wauw, dit is echt goed!’ Maar andere momenten zegt het: ‘Waarom zou iemand dit ooit willen lezen?’

Vroeger dacht ik wel eens dat als mijn boek gepubliceerd zou worden, dat dat dan het bewijs was dat ik goed genoeg ben. Maar nu weet ik, dat als dat gebeurt, ik toch weer ga twijfelen: zijn ze wel zeker? Misschien was het een toevalstreffer?

Gelukkig ben ik niet de enige die dit zo beleeft. Er is zelfs een term voor. En zoals zo vaak met die termen, is hij in het Engels. Impostor syndrome. In het Nederlands zouden we kunnen zeggen: bedriegerssyndroom, maar dat klinkt niet zo hip als het Engels. Veel schrijvers (en ook andere creativelingen) herkennen het wel: je voelt je een bedrieger. Je belazert de boel. Je bent helemaal geen schrijver, je doet maar alsof en ooit zal je door de mand vallen.

Faalangst, perfectionisme en vergelijkingen

Impostor syndromen is vaak een mix van faalangst, perfectionisme en eindeloos vergelijken.

Falen, daar heb ik het meeste angst voor. Daarom dat ik ook lang heb gewacht met iemand te vertellen dat ik schrijver ben. Angst dat het niets wordt en ik plat op mijn gezicht val. Of dat ik wakker wordt uit deze droom en in de harde realiteit ontwaak waar blijkt dat ik geen talent heb voor schrijven.

Je kent allemaal wel die audities van Idool, X factor en consorten. Eerst laten ze een filmpje zien waarin de kandidaat vertelt hoe iedereen zegt dat ze iets met hun talent moeten doen. Hoe hun moeder zegt dat ze de stem hebben van een engel. En dan staan ze voor de jury en hoor je meteen dat ze je in een illusie hebben doen geloven. Elke nieuwe noot is pijnlijker dan de vorige. Wat als ik ook zo ben? Wat als mijn schrijfsels echt wel middelmatig of zelfs ronduit slecht zijn?

En dan het perfectionisme. Ik wil niet dat het goed genoeg is. Het moet perfect zijn. Wat als ik door te oefenen nog beter wordt? Stel dat ik dit boek nu uitgeef en over een paar jaar ontdek ik dat ik het zoveel beter had kunnen schrijven?

Waarom ben ik niet zo gevat als Tom Lanoye? Waarom zijn mijn zinnen niet zo poëtisch als Hugo Claus? Maar dan denk ik ook: Ik kan niet schrijven zoals hen, maar zij zijn er al. Mijn stem is uniek. En wie weet, binnen x-aantal tijd denkt er een andere beginnende schrijver: Ik schrijf niet zoals Koen Verheyden. (Hé, ik mag toch even dromen, niet?)

De oplossing

Helaas, een remedie voor dit alles bestaat er niet. Je moet gewoon durven geloven. Luisteren naar degene die je vertrouwt. Bedenken dat ze het beste met je voor hebben. Waarom zouden ze je voor de leeuwen gooien als je er niet klaar voor bent? Ze hebben geen enkele reden om je voor schut te zetten. En daarom heb ik vandaag iets gedaan wat me angst aanjoeg. Ik heb mijn boek naar uitgeverijen gestuurd. Ik heb het los gelaten en ondanks alle twijfel toch ook vertrouwen gevonden dat dit het beste is wat ik momenteel kan doen.

Duimen jullie voor mij mee?

Read More
Koen Verheyden Koen Verheyden

Rare jongens, die nederlanders

De soep mixen? Wat is dat? Hoezo, hij zat op de bank in de tuin? Wie zet er nu een bank in de tuin? En je maakt een Nederlandse vrouw heus niet blij als je zegt dat ze een mooi kleedje aan heeft. Dit zijn enkele zaken die mijn Nederlandse redacteur zei na mijn manuscript te lezen.

In Nederland wordt de soep gepureerd. En als je van de ‘bank’ in de tuin een ‘bankje’ maakt, dan snappen onze Noorderburen dat het zo’n houten ding is en geen sofa. En tenzij een Nederlandse vrouw een tapijt draagt, complimenteer je haar best met haar jurkje in plaats van haar kleedje.

Officieel spreken we dan wel dezelfde taal, maar soms zijn Vlaamse zinnen grappig als ze gelezen worden door Nederlanders.

In mijn manuscript neemt Dean op een gegeven moment een tas uit de kast en vult die met koffie. De Vlamingen zullen nu denken: ja, en? Terwijl onze Noorderburen nu hun wenkbrauwen fronsen en zich afvragen waarom Dean zijn koffie in een rugzak of handtas giet.

Wandelen is voor Nederlanders een activiteit die je op zich doet, zoals een strandwandeling of een boswandeling. Waar wij zeggen: ik wandelde naar de bakker, zouden Nederlanders zeggen: ik liep naar de bakker. Maar lopen is in het Vlaams dan weer wat de Nederlanders rennen noemen.

Maar het gaat verder dan dat. Een Nederlandse kennis vroeg in een Vlaamse frituur ‘curry’ op zijn friet. Hij was dan ook verbaasd dat er dan een groene substantie op zijn friet zat. Hij had beter curryketchup gevraagd. Wij maken immers een onderscheid tussen tomatenketchup en curryketchup. Raar eigenlijk dat wij tomatenketchup zo noemen, want in beide variëteiten zitten toch tomaatextract? Maar dat is dan weer een heel andere discussie.

Meestal begrijpen we elkaar wel, dankzij de context

Maar taalverschillen gaan verder dan alleen woorden. Ook uitdrukking zorgen soms voor verwarring.

Toch zijn er enkele uitdrukkingen die wij Vlamingen gebruiken die ik de Nederlanders graag wil leren kennen.

Twee keer niets bijvoorbeeld. Klinkt misschien vreemd, maar eigenlijk is het toch mooi om te benadrukken dat het echt helemaal niets voorstelde.

De bloemetjes buiten zetten. Dat klinkt toch gewoon als een gezellige boel? Niet?

En misschien moeten we samen een nieuwe uitdrukking vinden voor zaken die nu verschillend zijn. Waar wij zeggen: vijgen na Pasen, zeggen Nederlanders: Mosterd na de maaltijd. Als we afspreken dat we deze beide uitdrukkingen op rust sturen en we maken een nieuwe: Aperitief na het dessert, misschien?

Kennen jullie nog opvallende verschillen? Grappige verhalen of taalverwarring tussen Nederlanders en Vlamingen? Laat het met gerust weten.

Wist je trouwens dat ‘Schrijfpraat, de podcast’ hier ook een heel leuke aflevering heeft over gemaakt? Beluister ze hier.

Read More
Koen Verheyden Koen Verheyden

Hoe een dagje Efteling eindigde in een roman over de Tweede Wereldoorlog

Hoe het allemaal begon.

Een leraar Nederlands zei ooit: ‘Schrijven, dat is 10% inspiratie en 90% transpiratie.’ Ik snapte wel wat hij bedoelde, maar echt duidelijk werd het pas toen ik begon aan mijn eerste roman.

Hoe het begon

In mijn hoofd ging het zo: Je schrijft iets, stuurt het naar een uitgeverij en als het niet slecht is, dan publiceren ze het. Simpel toch?

Ik kan enkel hoofdschuddend glimlachen bij zoveel naïviteit. Ik dacht écht dat het er zo aan toeging in de schrijverswereld. 

Ondertussen weet ik dat schrijven zoveel meer is dan woorden op papier zetten. Dankzij podcasts, Facebook-groepen waarin schrijvers zich verzamelen en veel research. Het is vooral veel (figuurlijk) bloed, zweet en tranen. 

Leren, falen en doorgaan

Het verhaal dat in je zit, zet je op papier. En dan begint het werk pas: schaven, schrappen, bijschrijven, opnieuw schrappen, herschrijven tot je tevreden bent. Denken dat het af is, het manuscript een paar weken laten liggen en toch weer opnieuw punten zien die niet goed voelen. Dingen aanpassen die beter kunnen. Want een verhaal is nooit echt af.

Toch moet je het  eens loslaten. Vertrouwen dat hetgeen jij bedoelt ook zo overkomt. Dan stuur je het naar uitgeverijen, in de hoop op bevestiging - dat wat je schreef ook bij anderen resoneert. 

Hoe ben ik toch terechtgekomen in deze gekke wereld die schrijven is? Het is niet om er rijk van te worden. De JK Rowlings van deze wereld ten spijt, zit er geen fortuin in schrijven. 

En roem? Vergeet het maar. 

Waarom ik toch blijf schrijven

Het begint met woorden, die dan zinnen worden, zinnen die alinea's worden en een verhaal dat zich langzaam ontwikkelt. Het is schrikken van wat je personages soms doen. Want ze leven, die personages. Ze hebben hun eigen ideeën en soms gaan ze waar ik niet wil dat ze gaan. Of ze zeggen de foute dingen. En soms ontroeren ze me. 

Schrijven is zoals dromen. Je ene hersenhelft verzint het scenario, en je andere hersenhelft is oprecht verrast met wat er gebeurt. Zo ervaar ik dus ook het schrijven.

Als ik terugdenk aan hoe het begon, dan kom ik terecht in het eerste leerjaar. Bij Juffrouw Francine. Mijn allereerste opstel. Na een dagje Efteling mochten we hierover schrijven. Terwijl mijn klasgenootjes zich er met enkele regeltjes vanaf maakten, bleef ik schrijven. Elk detail was belangrijk. Iedereen was al lang klaar, maar ik bleef doorgaan. Wanneer ik klaar was met mijn rekenoefeningen, nam ik mijn schriftje en bouwde verder aan mijn verhaal. 

De juf werd ongeduldig en vroeg me geregeld of ik nog niet klaar was.

'Bijna, nog even geduld.' Toen het eindelijk klaar was, waren het 7 bladzijden. Wat me vooral bij is gebleven is de commentaar die er onder stond toen ik het terugkreeg: 'Koen belooft een grote schrijver te worden.'

En zo is het zaadje geplant. Schrijver worden? Waarom niet?

Het werd een rode draad in mijn schoolcarrière. Bij elk opstel werd mijn fantasie geprikkeld. Mijn hoogtepunt was toen ik als 12 jarige een regionale opstelwedstrijd won.

Op mijn 17de volgde dan een eerste boek. Gelukkig heeft een computercrash die laten verdwijnen.  

Toen ging ik studeren en vond ik de liefde. En schrijven? Dat kwam er niet meer van. Ik had wel nog een idee, en ooit zou ik het wel eens uitwerken. Wat als twee jongens verliefd zouden worden, net voor de Tweede Wereldoorlog?

En toen kwam 2020 - het covidjaar. Ineens was er meer tijd die opgevuld moest worden. Mensen werden creatief. Leerden een nieuwe taal. En ik? Ik begon eindelijk met het idee uit te werken. Met alle beginnersfouten. Maar ik leerde bij. Met elke nieuwe versie van het verhaal werd het beter.

De volgende stap: publicatie?

Ik besloot een professional er naar te laten kijken. Kim Linssen was de eerste die me hielp met mijn manuscript. Al snel werd duidelijk dat het me nog ontbrak aan een goede basis. Het verhaal was er, maar het kon zoveel beter verteld worden.

Ik volgde een schrijfcursus bij Sabine Mourits en voor het eerst begon ik te geloven dat mijn boek er ging komen. 

Ondertussen is mijn manuscript door Sabine Mourits geredigeert. En nu ga ik mijn baby eindelijk los laten en kijken of er een uitgeverij is die er net zoveel van houdt als ik. En daarna? Nog een verhaal, en nog een, want het vlammetje is een vuur geworden en ik ben nog lang niet uitverteld.

 

Read More